[cid:image001.jpg@01CB6ADB.FE8F5720] Zorgt de mondiale opwarming ervoor dat de Noord-Atlantische Oceaan steeds warmer wordt? NIOZ promovenda Femke de Jong toont aan dat over de laatste 60 jaar de temperatuur van het oppervlaktewater eerst daalde en daarna weer net zoveel steeg. Het waargenomen cyclische verloop hangt samen met lange-termijn variaties in de dominante windrichting en –kracht en een veranderde afkoeling door de atmosfeer. Korte-termijn metingen met verankerde meetapparatuur toonden aan dat in de koudste winters er een diepe verticale menging van watermassa’s plaatsvindt doordat het oppervlaktewater dan zo sterk afkoelt, dat het zwaarder wordt dan het diepere oceaanwater. Toekomstige klimaatmodellen zullen met deze variaties beter rekening moeten houden, omdat ze van grote invloed zijn op wisselwerking tussen oceaan en lucht. De Jong verdedigt haar proefschrift op 18 oktober aan de Universiteit Utrecht. Het noordelijk deel van de Noordelijke Atlantische Oceaan staat grote hoeveelheden warmte af aan de atmosfeer en is daarmee gedeeltelijk verantwoordelijk voor het milde klimaat in Nederland. De Irmingerzee tussen Groenland en IJsland (fig. 1) is een van de diepe bekkens waar deze warmte-uitwisseling plaatsvindt. Lange-termijn veranderingen De jaarlijkse waarnemingen vanaf Nederlandse, Engelse en Duitse onderzoeksschepen laten eerst opwarming en verzilting tussen 1950 en 1970 zien, gevolgd door ongeveer 1 °C afkoeling en verzoeting tot halverwege de jaren ‘90 en tenslotte weer opwarming en verzilting in de laatste 15 jaar (fig. 2). Van een continue opwarming is dus zeker geen sprake. Deze langzame variaties in de temperatuur en het zoutgehalte vinden plaats in de bovenste 2 km van de waterkolom (de lokale diepte is ongeveer 3 km) en hebben daarom een groot effect op de totale warmte inhoud van de Irmingerzee. De daling van 1970 to 1995 en de stijging daarna wordt voornamelijk veroorzaakt door variaties in het weer boven de Noord Atlantische Oceaan. In de luchtdrukverdeling, de combinatie van windrichting en –kracht (de windschuifspanning) en de warmteoverdracht van de atmosfeer wordt een schommeling gezien die samenvalt met de veranderingen in zoutgehalte en temperatuur van de oceaan. Tijdens de jaren ‘80 en ‘90 was er een versterkte warmteoverdracht van de oceaan naar de atmosfeer, waardoor de oceaan afkoelde. Tegelijkertijd veranderde een versterkte windschuifspanning de oceaanstroming in het gebied. Seizoensvariatie: Diepe menging in de winter In de meeste gebieden in de oceaan blijft de afkoeling door de atmosfeer beperkt tot een relatief dunne oppervlaktelaag van ongeveer 100 m. Er zijn echter plaatsen waar de afkoeling in de winter zo sterk is, dat het oppervlaktewater zwaarder wordt dan de diepere laag, waardoor het zinkt en mengt met het diepere water. Dit verschijnsel van diepe convectie werd in de tussen Groenland en Canada gelegen Labradorzee al vaker gemeten. Hier koelde het water begin jaren ‘90 zo sterk af dat de waterkolom tot op ruim 2 km diepte doorgemengd werd. De Jong: “Ook bij kleinere dipjes in de temperatuur in onze tijdserie in de Irmingerzee zien we een duidelijk verband van het zoutgehalte en de watertemperatuur met eerdere diepe menging in de Labradorzee. Dit komt doordat het daar gevormde diepe water vervolgens doorstroomt naar de oostelijkere diepe bekkens, de Irmingerzee en het IJslandbekken”. Korte-termijn metingen met verankerde instrumenten. Tot het begin van deze eeuw vermoedde men dat diepe convectie in de Noord Atlantische Oceaan alleen in de Labradorzee voorkwam. De twee NIOZ--verankeringen die in het kader van het LOCO programma (Long-term Ocean Climate Observations) in de Irmingerzee werden uitgezet, hebben echter ook daar tijdens de koude winter van 2007 op 2008 menging tot op 1 km diepte gemeten. Ook in de Irmingerzee kan de door het weer veroorzaakte forcering aan het zeeoppervlak dus grote invloed hebben op de verticale temperatuuropbouw van de waterkolom met grote gevolgen voor totale de warmte-inhoud van het bekken. Gevolgen voor klimaatontwikkeling. Aangezien de warmtecapaciteit van de oceaan direct samenhangt met de temperatuuropbouw van de gehele waterkolom, zijn de gemeten processen van groot belang voor de klimaatontwikkeling in het gebied. De huidige klimaatmodellen zijn nog niet in staat om deze goed te simuleren. Het is daarom zaak om deze processen beter in toekomstige klimaatmodellen en -beschouwingen mee te nemen. Dit promotieonderzoek werd extern gefinancierd door het project “North Atlantic monitoring and modelling (CS1)” van het Klimaat voor Ruimte Programma en het programma “THOR” (Thermohaline Overturning - at Risk?) binnen het 7e kaderprogramma (FP7) van de Europese Unie. Figuuronderschriften: Fig. 1. Kaartje van de topografie van het noordelijk deel van de Noord-Atlantische Oceaan. Fig, 2. Grafiek van de tijdreeksen van de temperatuur en het zoutgehalte tussen 200 en 500 m diepte in de Irmingerzee. De gegevens zijn bewerkt met low-pass filtering om de langjarige variaties zo duidelijk mogelijk tot uiting te laten komen. Proefschrift: de Jong, M.F. (2010). The hydrography of the Irminger Sea, 208 pp. ISBN: 978-90-393-5425-4. De verdediging van het proefschrift vindt plaats op maandag 18 oktober om 14:30 in het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht, Domplein 29. Meer informatie: - Femke de Jong, E-mail: femke.de.jong@xxxxxxx<mailto:femke.de.jong@xxxxxxx> ; T; 0222 369 369 - Dr. Hendrik van Aken (copromotor NIOZ), hendrik.van.aken@xxxxxxx<mailto:hendrik.van.aken@xxxxxxx>; T: 0222 369 416 - Dr. Jan Boon (NIOZ Communicatie & PR), jan.boon@xxxxxxx<mailto:jan.boon@xxxxxxx>; T: 0222 369 466, M: 06 2096 3097 Over het NIOZ: Het NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek op Texel is het nationale oceanografische instituut en is onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). De missie van het NIOZ is het verkrijgen en communiceren van wetenschappelijke kennis van zeeën en oceanen voor een beter begrip en een duurzaam beheer van onze planeet, het beheren van de nationale faciliteiten voor zeeonderzoek en het ondersteunen van onderzoek en onderwijs in Nederland en in Europa. Het instituut is in 1876 opgericht en heeft thans ongeveer 250 werknemers in dienst en het jaarbudget bedraagt €24 miljoen. De vloot bestaat uit de onderzoekschepen 'Pelagia' voor de oceanen en de open Noordzee en de 'Navicula' en 'Stern' voor de Waddenzee en de kustzone. Een tiental van onze senior-onderzoekers is tevens als hoogleraar verbonden aan een Nederlandse universiteit. Per jaar publiceert het NIOZ ongeveer 160 publicaties in de internationale wetenschappelijke literatuur. Ook verricht het instituut onderzoek voor beleid en bedrijfsleven. www.nioz.nl<http://www.nioz.nl> P Please consider the environment before printing this e-mail.
Attachment:
Femke de Jong aan boord-LR.jpg
Description: Femke de Jong aan boord-LR.jpg
Attachment:
fig.1-kaartje.png
Description: fig.1-kaartje.png
Attachment:
fig.2-grafiek.png
Description: fig.2-grafiek.png