P E R S B E R I C H T
Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)
---------------------------------------------------------------------------------------------------
Nieuwe methode suggereert dat heelal sneller uitdijt dan gedacht
Een internationaal team van astronomen heeft een nieuwe, hogere waarde gemeten
voor de snelheid waarmee het heelal uitdijt. Ze gebruikten twee zware
sterrenstelsels als ‘zwaartekrachtlenzen’ om het licht van verafgelegen
objecten te analyseren. Het onderzoek is geleid door het Max Planck Institute
for Astrophysics (MPA) in Garching, Duitsland. Sterrenkundige Léon Koopmans van
de Rijksuniversiteit Groningen maakt deel uit van het team. Het resultaat
verschijnt morgen (13 september) in het tijdschrift Science.
De afstand tussen sterrenstelsels neemt toe sinds de oerknal van 13,8 miljard
jaar geleden, doordat de ruimte uitdijt. En hoe verder een sterrenstelsel is
verwijderd, hoe groter de snelheid waarmee het van ons af beweegt. De
Hubble-constante is de verhouding tussen de snelheid en de afstand. Voor
sterrenkundigen is die Hubble-constante een essentiële eenheid om nauwkeurig
afstanden in het universum te bepalen. Die afstanden zijn weer belangrijk om in
te schatten hoe helder of groot objecten zijn en dat helpt sterrenkundigen te
begrijpen hoe het heelal zich heeft ontwikkeld.
Maar er is een probleem: verschillende manieren om de waarde van de
Hubble-constante te meten geven niet precies dezelfde uitkomst. De
Hubble-constante wordt weergegeven in kilometer per seconde per megaparsec (3,3
miljoen lichtjaar). De meest nauwkeurige bepaling is gemaakt door analyse van
de kosmische achtergrondstraling. Dat gebeurde door de WMAP-missie, die een
waarde van 71 km/s per megaparsec gaf, en met de Planck-missie, die uitkwam op
ongeveer 67. Het verschil is klein, maar maakt onderzoek aan details van de
oorsprong en ontwikkeling van het heelal lastig. Andere technieken, gebaseerd
op metingen aan supernova’s, leveren doorgaans iets hogere waarden op.
In het Science-artikel wordt een nieuwe methode gepresenteerd om de
Hubble-constante te meten. De onderzoekers keken hoe de zwaartekracht van twee
verschillende sterrenstelsels het licht van objecten die erachter liggen
afbuigt. De stelsels werken als een zwaartekrachtlens. Via slimme rekenmethoden
wisten zij de diameter van deze ‘lenzen’ te achterhalen. Met deze diameter
konden zij de afstand tot de beide lenzen nauwkeurig berekenen. Uiteindelijk
leverde dit een nieuwe, hogere waarde op voor de Hubble-constante.
De astronomen vonden een waarde van 82 +/- 8 km/s per megaparsec, wat erop wijs
dat het heelal sneller uitdijt dan werd aangenomen. De onzekerheid in de
schatting is toe te schrijven aan statistische onzekerheid, omdat maar twee
zwaartekrachtlenzen zijn gebruikt. De onderzoekers zijn al bezig om hun
techniek los te laten op meer lenzen, waardoor de onzekerheid zal afnemen.
Het resultaat lijkt te bevestigen dat er een systematisch verschil is tussen de
waarde van de Hubble-constante die is afgeleid uit indirecte bronnen, zoals de
kosmische achtergrondstraling die kort na de oerknal werd uitgezonden, en
methoden gebaseerd op metingen aan objecten als supernova’s of in dit geval een
zwaartekrachtlens, die veel jonger zijn. “Dit wijst erop dat we de natuurkunde
van het vroege heelal nog niet goed begrijpen,” zegt coauteur Léon Koopmans
(RUG), “en dat het standaardmodel van de kosmologie wellicht moet worden
herzien.”
E I N D E P E R S B E R I C H T
---------------------------------------------------------------------------------------------------
Meer informatie
Contact:
Léon Koopmans, Kapteyn Instituut, Rijksuniversiteit Groningen.
E-mail: koopmans@xxxxxxxxxxxx<mailto:koopmans@xxxxxxxxxxxx>
Artikel: A measurement of the Hubble constant from angular diameter
distances to two gravitational lenses. Inh Jee, Sherry H. Suyul, Eiichiro
Komatsu Christopher D. Fassnacht, Stefan Hilbert, Léon V. E. Koopmans
Beeld: Afbeeldingen van de twee zwaartekrachtlenzen die in de studie zijn
gebruikt. Links B1608+656, die bestaat uit twee sterrenstelsels, rechts
RXJ1131. Vier verschillende ‘projecties’ van een quasar die achter de lens
staat zijn aangegeven met A t/m D, de twee sterrenstelsel zijn gelabeld met G1
en G2. Rechts opnieuw vier projecties van een quasar (A-D) en een
sterrenstelsel (G) met een satellietstelsel (S).
Credit: Max Planck Institute for Astrophysics
Opgemaakt persbericht op www.astronomie.nl/<http://www.astronomie.nl/>
---------------------------------------------------------------------------------------------------
Met vriendelijke groet,
Marieke Baan
Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie (NOVA)
NOVA Informatie Centrum
Science Park 904
1098 XH Amsterdam
T: 020-5257480
M: 0614322627
www.astronomie.nl<http://www.astronomie.nl>
@mariekebaan
[cid:9CA19F72-1DD0-4E93-B870-E78C23549938@home]